De (hoeveelheid) toegepaste detailleringen
De levensduur van een rieten dak wordt voor een groot deel bepaald door, door de architect ontworpen, dakdetails. Nog steeds geldt: Hoe droger een dak gemiddeld is, hoe langer de te verwachten levensduur zal zijn. Een rieten dak hoort zo steil en zo kaal mogelijk te zijn. Met kaal wordt bedoeld zo weinig mogelijk detailleringen. Deze detailleringen zorgen er namelijk voor dat het rietpakket dikker wordt of dat het riet gedraaid wordt. Voor beide geldt dat de afvoer van water hierdoor langzamer zal gaan en het dak dus langer nat zal blijven.
Killen (de binnenhoek tussen twee dakvlakken) horen eigenlijk niet bij het rieten dak. De hellingshoek van een kil werkt namelijk precies verkeerd om. Een kil is namelijk altijd vlakker dan de vlakken die het verbindt. De kil tussen twee vlakken van 45 graden is ongeveer 38 graden. De kil voert echter wel veel meer water af. Vooral het onderste stuk. Een uitloop van een dakkapel in de kil is dan ook niet aan te raden. Wordt een kil te plat, of te lang, of een combinatie van beide, dan kan men het onderhoud behoorlijk beperken door in de kil een goot te dekken, een zogenaamde kilgoot. Al het riet ligt dan weer onder 45 graden. Bovendien stroomt het vele water, in de buurt van de dakvoet, nu over de goot en niet langer over het riet.
Serre's en andere uitbouwen.Het komt regelmatig voor dat er rietgedekte aanbouwen aan een huis met een rieten dak worden ontworpen. Het hoofddak heeft echter geen regengoot. Het gevolg is dat het rietendak van de uitbouw grote zware regendruppels van het hoofddak te verwerken krijgt. U moet hier met een versnelde slijtage rekening houden. Dit is op te lossen met een gootje over de uitbouw, of bijvoorbeeld met een stukje goot onder het hoofddak.
Positionering en maatvoering
Vaak wordt de positie van detailleringen bepaalt door de situatie binnen in de woning. Het dakraam of de dakkapel wordt daar geplaatst waar daglichttoetreding gewenst is. Aan de buitenkant komt dat niet altijd even goed uit. Het formaat van het dakraam, de hoeveelheid ramen en verdeling bepalen in grote mate het uiterlijk van een rieten dak. Een aantal uitgangspunten, gemeten van het detail naar de knelplank:
• minimale afstand tussen 2 dakramen: 80 cm. breed, 100 cm. hoog (tenzij gekoppeld).
• minimale afstand van knelplank tot onderkant dakraam 50 cm.
• minimale afstand van bovenkant dakraam tot snijpunt nok 110 cm.
• minimale afstand van dakraam tot kopgevels 150 cm.
• minimale afstand van dakraam tot hoekkepers 50 cm.
• minimale afstand van dakraam tot dakkapel 100 cm.
• minimale afstand van dakraam tot kilkepers 150 cm.
• minimale afstand van schoorsteen tot knelplank 75 cm.
• minimale afstand van bovenkant dakkapel tot de nok, gemeten op de onderconstructie, 50 cm.
Praktijkvoorbeelden en de daarbij behorende uitleg kunt u zien door op de foto’s in het fotoboekje te klikken.
Mogelijk ook interessant voor u